Vandaag viert onze kerk Christus Koning, een feest dat zo’n kleine 100 jaar is ingesteld, in een tijd die verwarrend was, een tijd tussen de beide Wereldoorlogen, een tijd van grote economische crisissen, waarin men dacht dat dit kwam door de grote geloofsafval, doordat men leiders had die het niet opnamen voor de armen, voor de kwetsbaren, voor de gekruisigden van die dagen. Met krachtig vertoon en inzet van veel jongeren werd toen het feest van Christus Koning ingevoerd, om zo te laten zien dat het niet gaat om de leiders en de machthebbers van deze wereld, maar dat Christus‘ koningschap het ware koningschap is. En dat koningschap tot aan de voleinding der wereld zal regeren. Je zou kunnen zeggen een leiderschap van de wereld op z’n kop. Een leiderschap volgens koning David, die een echte herder was voor zijn mensen.

Bij koningschap denken we snel aan gouden koetsen, diamanten diademen, aan klaroengeschal en eerbetoon, aan macht. Maar vandaag horen we over een heel andere koning, we horen over een koning die totaal ontluisterd en vernederd wordt tussen twee misdadigers met een kroon van doornen op zijn hoofd in plaats van een gouden kroon, een kruis in plaats van een troon.

En toch bekent Jezus voor Pilatus, koning ben ik, maar met deze kanttekening: koning ben ik niet van deze wereld. Met andere woorden: het beantwoordt niet aan onze maatstaven. En wat we ons bij die maatstaven moeten voorstellen maakt het evangelieverhaal vandaag ook duidelijk. Als Hij zegt te zijn (zeggen de toenmalige leiders), laat Hij dan zichzelf redden. En de soldaten zeggen het hun na: “Als je koning der joden bent, red dan jezelf”.
Nee met zichzelf redden of het zich er altijd uit weten te redden, de slimmeriken die hun handen altijd wassen in onschuld maar ondertussen anderen naar de vernieling helpen, degene die de grote jongen uithangen, om alles gedaan te krijgen, heeft dit koningschap niks van doen.
Nee, in plaats van zichzelf te redden, redt hij die ene moordenaar met de woorden: “Nog heden zult gij met Mij zijn in het paradijs”. Nee, tot op het kruis blijft Hij iemand die anderen redt en hun toekomst biedt.

Hiermee schetst het evangelie de kracht van het zwakke; het zet daarmee de wereld op z’n kop: niet de sterken, koningen, keizers of generaals, maken indruk bij God, maar kleine en zwakke mensen, de gekruisigden van onze dagen. Zij vinden gehoor bij Hem ; aan hen behoort het koninkrijk. Jezus denkt niet aan zichzelf, maar wil juist anderen redden, zijn wapen is liefde, solidariteit en gerechtigheid. Caritas pro armis! Gezag dat steunt op geweld of macht, verdeelt mensen. Gezag dat is verkregen op grond van liefde en dienstbaarheid, verbindt mensen, verzoent tegengestelde krachten. Daar stond Jezus voor.

Dit koningschap nog steeds erg gevaarlijk in veel landen waar mensen opgepakt worden omdat ze opkomen voor hun recht, omdat zij protesteren tegen geweld, tegen misbruik van anderen. Leiders die uit zijn op macht, die zichzelf te lang in het zadel houden, die uit zijn op eigen gewin, en niet op het welzijn van hun onderdanen, ja, die vervreemden van de samenleving. Leiders die niet schuwen voor oorlog en geweld, leiders die zichzelf voor onaantastbaar houden, ja, we kennen er in onze wereld voldoende van.

Nog altijd worden er velen gekruisigd , ook in onze samenleving.

En wie zijn wij in dit spectrum? Durven wij de koninklijke weg van Jezus te gaan? Nee, zelf zijn we koningen, leiders of prinsen der kerk, maar we kunnen wel de koninklijke weg gaan, in de geest van Jezus Christus. Dat ook wij mogen leven in liefde, in solidariteit met de ontelbare mensen om ons heen die onze zorg en aandacht nodig hebben. Dan zal ook Christus‘ Koningschap zegevieren in onze wereld.

Amen