Het is niet een mooi verhaal om aan je kinderen voor te lezen, het verhaal van Abraham in de Eerste Lezing. Het verhaal dat je je oudste kind, dat met grote moeite werd geboren, je dierbaarste bezit, dat je dat moet opofferen aan de goden. Ja, kinderen offeren was in de tijd van Abraham niet zo vreemd. We kennen het uit verschillende bronnen, dat de oudste zoon werd opgeofferd aan de goden, om ze goed te stemmen. Zo is het waarschijnlijk ook gebeurd dat Abraham zijn kostbare bezit wilde offeren aan de goden. Ja je tenen krommen met zo’n verhaal, je haren gaan er zowaar van overeind staan, wanneer je dit verhaal voor moet lezen aan je kinderen. Maar we moeten dit verhaal zien in zijn context en dan zie je dat de mensen de goden wilden pleasen om dieren en kinderen te offeren, om zo in een goed blaadje bij hen te komen. Maar uiteindelijk verloopt het verhaal van Abraham en zijn zoon heel anders. Als God tot Abraham roept, die met zijn mes klaar staat om de zoon door de keel te snijden, dan antwoordt hij tot twee maal toe: “Hier ben ik.” En dat zijn geen loze woorden. Abraham maakt daarmee duidelijk dat hij bereid is op God te vertrouwen. En langzamerhand begint het tot hem door te dringen was God bedoelt. Dat Hij geen mensenoffers vraagt, dat doen de afgoden. Nee, de God van Abraham vraagt niet aan hem om zijn zoon te offeren, nee Abraham wordt gevraagd of hij zijn zoon los wil laten, ruimte wil geven om te worden zoals God het heeft bedoeld. Dat wil zeggen dat je niet boven op je kind moet zitten, jouw verlangens moet doordrukken, maar dat je het kind de vrijheid moet geven om te worden wie het ten diepste wil zijn. Te veel bescherming werkt verstikkend. Natuurlijk wil je jouw kind koesteren en als ouder zo veel mogelijk beschermen, want het is jouw kind, jouw eigen bloed. Maar God wil dat je jouw kind los laat, zodat er uit zijn kind iets nieuws kan ontstaan. Daarmee wordt ook aan ons het verhaal uit de hemel duidelijk: laat je kinderen los, geef ze de mogelijkheid om zelfstandig hun levensweg te leren ontdekken.
Zo gaat in het Evangelie ook Jezus de berg op met zijn drie leerlingen: Petrus, Jacobus en Johannes. Die tocht zal hun blijven heugen, want tijdens die bergtocht wordt hen duidelijk gemaakt wie Jezus eigenlijk is. Even tevoren had Hij de leerlingen duidelijk gemaakt dat zijn toekomst er niet zo rooskleurig uit zag, dat Hij moest lijden en uiteindelijk ook geofferd zou worden. Daar weten de leerlingen geen raad mee, maar boven op de berg krijgen zij een visioen van dat vergezicht. Boven op de berg laat God in Jezus zijn ware gezicht zien. Deze ontmoeting, waarin Jezus geplaatst wordt in de lijn van de grote Joodse profeten: Mozes en Elia. In deze ontmoeting gaat Jezus stralen, hier vangen we al een glimp op van Pasen. Het is als het ware een droom, te mooi om waar te zijn. En dan klinkt ook nog Gods stemn net als bij zijn doop: “Dit is mijn welbeminde Zoon, luistert naar Hem.”
Een prachtig verhaal dat Petrus graag wil vasthouden, want voor hem is op de berg de hemel even open gegaan. Petrus wil er blijven, hij wil die ervaring koesteren en vasthouden, hij wil het dagelijkse leven even niet meer onder ogen zien. Maar het wordt overschaduwd door een wolk. En als de wolk is verdwenen worden ze gewekt uit hun droom. Ze worden de berg afgestuurd, naar beneden, naar de akkers van het gewone leven, om het leven te leven van alledag. Jezus nam hen weer mee naar dat leven van alledag, want daar moet het gebeuren, daar moet het gebeuren. We mogen niet blijven zitten in onze eigen bubbel.
In beide verhalen stelt God ons op de proef. Waarom moet ik dit ondergaan? Waarom lijd ik aan kanker, waarom moet mijn kind sterven? Nee een leven van alleen maar geluk en welzijn, bestaat niet. Misschien moeten we er juist blij mee zijn, zoals mijn leven er uit ziet. Dat we b.v. niet in Oekraïne of in Gaza leven, waar mensen bedreigd worden, op de vlucht worden gejaagd, huis en haard moeten verlaten en moeten lijden of zelfs worden gedood. Nee, zegt God, luister naar Jezus, we mogen niet in onze eigen bubbel blijven zitten van ons bezit, ons egoïsme, bezitsdrang of onverschilligheid. Nee, we moeten afdalen van de berg, we moeten uit deze bubbel durven komen, naar de wereld van elke dag en dan de weg gaan die wij moeten gaan.

Talloze malen moeten we durven loslaten in ons leven of iemand moeten loslaten. Als we dat kunnen, dan kunnen we ook weer opnieuw beginnen. Laten we niet te veel met ons hoofd, net als Petrus in de wolken lopen, terwijl onder aan de berg de kleine mensen worden opgeofferd aan de verkeerde dingen. En mogen ook wij zo in ons eigen leven vertrouwen op God, dat Hij ons draagt door tegenslagen, ja zelfs door lijden en dood heen. Amen.

Beuningen, Noord Deurningen, 24/25 februari 2024, Pastor Jan Kerkhof Jonkman