Lieve mensen,
Vandaag wordt ook aan ons de vraag gesteld: wie is mijn naaste. Is dat mijn partner, zijn dat mijn kinderen of kleinkinderen, is dat mijn familie of zijn dat mijn buren? Of onze landgenoten? Een vraag die ook de gelederen bezig houdt in onze samenleving, een samenleving, waarbij mensen steeds meer op zichzelf gericht zijn en opkomen voor eigen belangen. Wie is mijn naaste, het is een actuele vraag, een brandende vraag in ons eigen land, waar veel Asielzoekers geen onderdak meer kunnen krijgen, waar de burgemeester van ter Apel met zijn handen in het haar zit, omdat andere gemeenten hem in de steek laten. Een vraag waarop Jezus ons vandaag een uitstekend antwoord probeert te geven in het verhaal van de Barmhartige Samaritaan.

Laten we dat verhaal eens nader bekijken. Op de weg van Jeruzalem naar Jericho viel iemand in handen van de rovers die hem beroofden, mishandelden en hem vervolgens half dood langs de weg lieten liggen. Eigenlijk staat er dat de man de verkeerde richting uitging, want in de Joodse Traditie leiden alle wegen naar Jeruzalem, de Godsstad, de stad die in de Joodse Traditie staat voor Gods vrede en liefde. Daar wordt geleefd zoals God het ooit bedoeld heeft. Jouw leven moet erop gericht zijn die weg te bewandelen in jouw leven op weg naar Jeruzalem. Helaas is de stad vele keren verwoest in onze geschiedenis en is ze nog altijd niet die stad van vrede en liefde. Maar de man nam de verkeerde richting, dus dan loopt het slecht met jou af, wanneer je je afwent van de Godsstad. Voor je het weet zit je in de woestijn, als dat maar goed gaat. En ja hoor, rovers sprongen uit het struikgewas tevoorschijn, en sloegen deze eenzame man tot bloedens toe. Ze lieten hem half dood langs de kant van de weg liggen, een soort wadi in de woestijn, met alle gevaren van dien.
Toevallig kwam er een priester langs, ja als geen ander zou hij moeten weten dat hij als eerste plicht heeft om voor de gewonde man te zorgen. Maar hij is bang om onrein te worden, hij vecht voor zijn eigen hagje en loopt er met een boog omheen, om zo snel mogelijk na zijn dienst in de tempel met reine handen thuis te komen. Zo gebeurt dit ook met de leviet, ook een dienaar van de tempel, die achter de priester aanloopt. Wat de priester bidt hij ook, wanneer de priester zwaait met zijn wierookvat, dan zwaait hij ook met het vat, waar de priester gaat, daar gaat hij ook. Hij volgt de priester in zijn schaduw. Ook hier zien we dat gebeuren. Het zijn mannen die zouden moeten weten dat het Eerste gebod onlosmakelijk gekoppeld is aan het tweede: Gij zult God, de Heer liefhebben en de naaste als uzelf. Daarom is het hun plicht om de gewonde man te helpen, maar beiden verzuimen en denken vooral aan zichzelf , aan hun functie. Zij laten de half dode man aan zijn lot over, zij branden hun handen er niet aan.

Maar dan komt er een vreemdeling, iemand die niet bij het uitverkoren volk van God hoorde, een afvallige nog wel. Iemand de gewoon op reis was, deze heeft in Jeruzalem niets te zoeken. Samaritanen hebben hun eigen plek, hun eigen heilige plaats, op de berg Gerizim in Samaria. De joden zien ze dan ook als een minderwaardig bastaard volkje, hoewel de Samaritanen wel proberen te leven naar de Thora. Maar ze werden door de Joden verafschuwd. Maar deze man, deze Samaritaan weet wel wat hem te doen staat. Hij zich laat raken door de gewonde man, hij weet wel wat hij moet doen. Hij is niet bang voor smerige handen, hij verzorgt de wonden en zet hem zelfs op zijn eigen rijdier en bracht hem naar de herberg om hem te verzorgen. En hij geeft de herbergier zelfs geld voor de zorg.

Wat zou er toch veel gewonnen zijn, wanneer de priester en de leviet zich hadden kunnen verplaatsen in die mishandelde mens. Ja, wie is mijn naaste?

Jezus draait deze vraag om. Niet die ander is jouw naaste, maar jij bent zelf de naaste van een ander. De naaste is niet de hulpbehoevende, maar de naaste is degene die zich ontfermt over de ander. Ga heen, en doe evenzo, besluit Jezus zijn gesprek. Daarmee geeft Jezus aan dat de vraag van de naaste verder reikt dan het eigen volk, dan jouw geloofsgenoten, maar ook vreemdelingen betreft. Gods liefde, Gods barmhartigheid, is universeel en overstijgt het eigen volk.

Beste mensen,
Geldt dat ook niet voor ons? Kunnen wij ons verplaatsen in het idee om de naaste te zijn van de gewonde mens in onze samenleving? Ook wij kennen velen met levenswonden die langs de kant van de weg liggen. Mensen die eenzaam zijn, verlaten door onze maatschappelijke structuren, bijstandsmoeders, vaders en kinderen die ten onrechte in de schulden zijn gezet, mensen die moeten leven onder de armoedegrens en natuurlijk de vele vluchtelingen die hier veiligheid en onderdak zoeken. Zijn zij niet onze naasten, hebben zij geen recht op hulp en bescherming? Of moeten we zij uit onze samenleving bannen? Zijn wij het niet verplicht om zich over hen te ontfermen? Of is het Nederlanders eerst, zoals Wilders constant roept.

Waar blijft onze barmhartigheid, die maar een schijntje hoeft te zijn van Gods barmhartigheid? Zijn wij ook soms niet te veel bezig met het eerste gebod om God lief te hebben en daarnaast de ander aan zijn lot over te laten? Besef wel dat Gods barmhartigheid grenzeloos is, en dat wij evenzo dienen te handelen. Als christenen zijn we in het bijzonder geroepen om te handelen in die geest, in de geest van Jezus Christus. En dat kunnen we doen door net als de barmhartige Samaritaan liefde, barmhartigheid en medeleven te tonen aan de mensen in nood, ongeacht hun religieuze, etnische of sociale achtergrond. Niet doordat we christen zijn moeten we een ander liefhebben, maar door de liefde voor onze ‘naaste’. Juist ook door elkaar lief te hebben kunnen we ook als christenen van diverse kerken naasten worden van elkaar, net als Jezus het vertelt in het verhaal van de Samaritaan. Heel speciaal in de Week van Gebed voor Eenheid, vragen we God om ons bij te staan, onze wonden die wij in de loop der historie hebben opgelopen te verzorgen, en zo de weg van de eenheid met hoop en vertrouwen te bewandelen.

Het volk van Burkina Faso heeft ons geleerd dat het kan. Het land maakte een ernstige veiligheidsrisico door die alle gemeenschappen trof en nog altijd treft. Het land heeft te maken gehad met terroristische aanslagen, met wetteloosheid en mensenhandel . Dat was natuurlijk een geweldig risico voor de gemeenschappen en zette de sociale cohesie onder druk. Maar toch is er eensgezind, tussen Katholieken, Protestanten en oecumenische organisaties, onder leiding van Chemin Neuf, gewerkt aan dit materiaal van deze dienst. Zij omschrijven het zelf als een weg naar oecumenische bekering.
Moge het ook in ons land, maar vooral hier lokaal leiden tot een vruchtbare samenwerking. Mogen we daarbij reken op Gods steun en Barmhartigheid. Amen.

Denekamp/Ootmarsum, 21/28 januari, Jan Kerkhof Jonkman